Column: Scanners
Een 15 jarige scholier laat elke maand zijn (of haar) licht schijnen op de uitzichtloosheid van het leven en het nutteloze bestaan van haar (of zijn) klasgenoten. Anoniem. Want het leven op school is zo al zwaar genoeg.
Voor mij vond zich een haast Cronenbergachtige voorstelling plaats. De staat van de docent deed me denken aan de iconische Scene uit de film Scanners. Diens kloppende ader vervormde zich tot groteske afmetingen en nam in een slopend ritme zijn gezicht over.
De ongeïnspireerde bakstenen kooi die een lokaal heette, maakte plaats voor een buis bestaande uit een kloppende wand waardoor roodachtig gedempt licht binnenviel, als tegenlichaam van de voor de rest uitstrekkende duisternis. Om mij heen klonk ritmisch geklop vergelijkbaar met een hartslag en zweefden vreemde surrealistische organismen op het eerder genoemde ritme in vloeiende groepen door de buis heen. In een onverklaarbaar zeldzaam moment van uiterste zelfreflectie, drong het besef door in welk haast surrealistisch landschap ik me bevond. Ik was een witte bloedcel in een hoofdader van mijn docent, stuurloos werd ik op het ritme van diens hartslag samen met waarschijnlijk al diens witte bloedcellen door een hoofdader heen gepompt. De enorme hoeveelheid witte bloedcellen was waarschijnlijk in een complete chaos naar het hoofd gestuurd, toen duidelijk was geworden dat dit op onverklaarbare wijze op het punt stond uit elkaar te knallen. Ik kwam samen met de andere op elkaar gedrukte witte bloedcellen in een golf de hersenpan van mijn docent binnen. De radeloze witte bloedcellen om mij heen die werkelijk geen flauw idee hadden hoe zij deze situatie moesten oplossen, begonnen op compleet ongecontroleerde wijze individueel door de hersenpan te bewegen.
Ook ik had geen ervaring met het voorkomen van het uit elkaar knallen van een hoofd en besloot het fascinerende schouwspel voor mij maar te bestuderen nu het nog kon. De eerst zo strak georganiseerde groep witte bloedcellen was een kolkende massa geworden die geen flauw idee waar ze mee bezig waren. Dit alles had op een bepaalde manier een geruststellende werking op mij. Ook in het hoofd van een afgestudeerde volwassen saaie man kon complete anarchie alles overstemmen. Tegelijkertijd had het een tegenovergestelde werking, het zou dus niet veel beter gaan worden later. Maar ja iets beter dan zelfreflectie in het hoofd van je docent is misschien ook wat aan de ambitieuze kant. In de hersenpan was niets meer zichtbaar dan de massa witte bloedcellen die mijn gezichtsveld vulde, waardoor de druk op het hoofd alleen maar toegenomen was en nu leidde tot een onvermijdbaar slotstuk. Op extreem bloederige wijze knalde het hoofd van de docent volledig uit elkaar en werd ik samen met de andere witte bloedcellen met een onvoorstelbare druk het lokaal ingeschoten.
In een reflex schoot ik hijgend overeind in mijn stoel, wat de niet bestaande aandacht van wie dan ook vanzelfsprekend ontging. Ik bevond mij weer in de uitzichtloze werkelijkheid. Om mij heen werd een overvloed van selfies gemaakt die allemaal evenveel doordrenkt waren met zelf obsessie en een uitdrukking die tegen ongemak aan schuurde. Ook ving ik gesprekken op over seksuele escapades die zonder twijfel onder een walm van goedkope drank hadden plaatsgevonden waardoor ieder van hen tot hun eigen ongenoegen een vage voorstelling had van wat er zich die avond daadwerkelijk had afgespeeld. Het uitzichtloze gevoel wat zich meester van mij maakte was vergelijkbaar met een aangespoelde walvis die net niet uit elkaar knalde. Een anticlimax.
Geen reacties